
Geen TWV vereist voor Japanse spelers
Op 24 december jl. heeft de Raad van State een hoger beroep van het Ministerie van SZW ongegrond verklaard inzake de tewerkstelling van Japanners zonder tewerkstellingsvergunning.
De tegenpartij in deze zaak heeft zich met succes kunnen beroepen op het Verdag van handel en scheepvaart tussen Nederland en Japan uit 1913 en het Tractaat van vriendschap, vestiging en handel tussen Nederland en Zwitserland uit 1875.
De uitspraak van de Raad van State betekent dat, zo lang een beroep kan worden gedaan op bovengenoemde verdragen, Nederlandse werkgevers van Japanse werknemers niet meer in het bezit hoeven te zijn van een tewerkstellingsvergunning. Dit geldt voor alle soorten arbeid waarop de Wet Arbeid Vreemdelingen betrekking heeft.
Voor het betaald voetbal heeft het bovenstaande aldus ten gevolge dat voor niet-EU spelers met de Japanse nationaliteit voorlopig geen tewerkstellingsvergunning vereist is en aldus ook niet hoeft te worden voldaan aan het binnen het betaald voetbal voor niet-EU spelers geldende inkomenscriterium. De uitspraak van de Raad van State betekent tevens dat de thans in het betaald voetbal spelende Japanners vrijgesteld zijn van een tewerkstellingsvergunning, als gevolg waarvan zij niet langer aan het inkomenscriterium behoeven te voldoen.
Voor de goede orde wijze wij erop dat een verblijfsvergunning voor Japanse werknemers wel vereist zal zijn. Een dergelijke verblijfsvergunning kan worden aangevraagd en verleend voor een periode van 1 jaar. Na ommekomst van die termijn kan deze vergunning worden verlengd voor maximaal 5 jaren. Aan een dergelijke verblijfsvergunning wordt echter niet de welbekende (niet-EU spelers) salariseis gesteld.