De regels omtrent doorverkoop van merchandising

Geplaatst op: 21 mrt, 2016

De FBO krijgt regelmatig vragen in het kader van de (door)verkoop van officiële merchandising door derde partijen. In dit artikel zetten wij in het kort uiteen wat hieromtrent wel en niet is toegestaan.

 

De zogeheten uitputtingsleer kan worden gezien als de hoofdregel. Deze regel houdt – kort gezegd – het volgende in: als een product eenmaal rechtmatig in het handelsverkeer is gebracht (dus door of met toestemming van de rechthebbende) mag dit product vrij verhandeld worden. Uitputting geldt niet voor het merkrecht in het algemeen, maar alleen voor het merkrecht op de specifieke producten die in het verkeer zijn gebracht. In sommige gevallen kan de derde eenvoudigweg, bij de promotie van zijn producten, niet om het gebruik van het merk heen. In andere gevallen is het een manier om te profiteren van het imago en de reputatie van het merk. In veel gevallen is het echter een combinatie van deze twee omstandigheden. De verkoper van de officiële merchandise kan echter door het ‘refererend merkgebruik’ onder omstandigheden en ondanks de uitputtingsleer, toch onrechtmatig handelen.

 

Zo is het voor de verkoper niet toegestaan om de suggestie te wekken dat er een samenwerkingsverband bestaat tussen de verkoper en de merkhouder. Het is niet toegestaan om ‘mee te liften’ op een merknaam van een ander door bijvoorbeeld de indruk te wekken dat er sprake is van een officieel verkooppunt van de merchandise. In de rechtspraak blijft er echter onzekerheid bestaan omtrent de vraag wat wel en niet is toegestaan. In een aantal uitspraken komt terug dat het gebruik van een beeldmerk enerzijds en het gebruik van het merk in een handels- of een domeinnaam anderzijds, ieder voor zich niet per definitie onrechtmatig is. Dit kan anders zijn wanneer er sprake is van een combinatie van beide vormen van gebruik. Wanneer in een domeinnaam, waarin een merk wordt gekoppeld aan een beschrijvende term zoals ‘shop’ of ‘store’ (bijvoorbeeld PSV-store.nl) en waarbij die domeinnaam wordt gebruikt voor een webshop, zal bij de gemiddelde gebruiker de indruk worden gewekt dat dit een officieel verkooppunt van de merkhouder is. Hoe meer de indruk van een samenwerkingsverband gewekt wordt, hoe hoger de eisen worden gesteld aan de verkoper om die indruk weg te nemen. Van de verkoper kan bijvoorbeeld verlangd worden dat hij een disclaimer, waarmee hij tot uitdrukking kan brengen dat hij niet verbonden is aan de merkhouder, op zijn website plaatst. De plaats op de website, of anders gezegd de mate waarin de disclaimer in het oog springt, is ook relevant voor de toets of er sprake is van het ontoelaatbaar suggereren van een samenwerkingsverband.

 

Al met al hangt het dus van de omstandigheden van het geval af of er sprake is van onrechtmatig refererend merkgebruik. Met betrekking tot de verkoop van merchandise op, bijvoorbeeld, een braderie zal dus onder andere meewegen hoe de desbetreffende kraam is ingericht (verkoopt de handelaar bijvoorbeeld ook nog andere producten?) en op welke manier de merkproducten worden aangeboden (gebruikt de koopman bijvoorbeeld termen als ‘official supplier’?).

 

Uiteraard kunnen clubs met de leverancier van merchandise overeenkomen dat deze leverancier niet aan derde partijen zal leveren. In tegenstelling tot het maken van prijsafspraken is het bedingen van exclusiviteit wel toegestaan. Dit maakt grootschalige wederverkoop, al dan niet tegen goedkopere verkoopprijzen dan die door de clubs zelf worden gehanteerd, onmogelijk.

 

Mocht uw club op een mogelijk geval van onrechtmatige doorverkoop stuiten, aarzelt u dan niet om contact met ons op te nemen. In een dergelijk geval kan de FBO onderzoeken in hoeverre er onrechtmatig wordt gehandeld en, indien gewenst, hiertegen optreden.